Meld je aan op onze nieuwsbrief ontvang 10% korting voor je eerst volgende bestelling!

 

Spijsvertering

Spijsvertering

Een goede spijsvertering is de basis voor een gezond paard. In de darmen ligt de oorzaak van het grootste gedeelte van de lichamelijke klachten en ziekten van het paard. Veel mensen staan er niet bij stil, maar voor paarden is het geven van stoffen die helpen bij het in stand houden van een goede spijsvertering, minstens zo belangrijk als het geven van voldoende vitaminen en mineralen.

Het paard van nu heeft vergeleken met het steppedier van vroeger een duidelijke functieverandering ondergaan. De prestatie-eisen die aan het paard worden gesteld liggen anders en ook is de voeding van paarden veranderd. Wat betreft de anatomische, fysiologische en psychische trekken is het paard onveranderd gebleven; het is nog steeds een voedselzoeker over uitgestrekte gebieden die continu kleine hoeveelheden voedsel opneemt met ruime rustpauzes. Een paard heeft voor zijn onderhoud, groei en spieractiviteiten een continu behoefte aan voedingsstoffen en energie.

Het spijsverteringsstelsel van een paard bestaat uit de mond, de slokdarm, de maag en de darmen. De afbraak van de grove voedermiddelen tot zeer kleine voedingsstoffen noemt men vertering. De vertering bestaat uit een aantal fysische en chemische processen die zeer nauw met elkaar verbonden zijn en gecontroleerd worden door het zenuwstelsel en de hormonen.

Een paard behoort tot de graseters. Van nature grazen ze het grootste deel van de dag (zo’n 16 uur) en krijgen zo grote hoeveelheden verschillende typen vezels binnen. Bij paarden is het spijsverteringsstelsel speciaal gebouwd voor de continue vertering van ruwe celstof door de aanwezigheid van een goed ontwikkelde blinde- en dikke darm. Vanuit de darmen komen zo geleidelijk de hele dag door kleine hoeveelheden suiker in het bloed. Het hormoon insuline zorgt er vervolgens voor dat het suiker vanuit het bloed door de lichaamscellen opgenomen wordt en de bloedsuikerwaarde op een constant niveau blijft.
Met een krachtvoerrijk rantsoen gebaseerd op granen en melasse en weidegang op jong gras krijgt het paard enkele malen per dag een stoot aan makkelijk verteerbare ‘snelle’ suikers binnen. Als zijn vertering daar (nog) niet op aangepast is, kan dit ten eerste de darmflora uit balans brengen en zo leiden tot diarree en zelfs koliek. Ook veroorzaken deze maaltijden met snelle koolhydraten een grote suikerpiek in het bloed. Het lichaam reageert hierop met een grote insuline afgifte, waardoor het bloedsuiker weer snel daalt. In plaats van een vrij constant niveau gaat de bloedsuiker- en insulinewaarde daardoor veel extremer op en neer. Dit kan op den duur ertoe leiden dat de cellen minder goed reageren op de insuline en er steeds meer insuline aangemaakt moet worden om hetzelfde effect te krijgen; dit noemt men insulineresistentie. Op een gegeven moment kan de bloedsuikerspiegel hierdoor niet meer op een normaal niveau gehouden worden en blijft dan langdurig te hoog. Insulineresistentie wordt geassocieerd met hoefbevangenheid, lusteloosheid, verminderde afweer en mogelijk ook met osteochondrose. Overgewicht is een belangrijke risicofactor. De overtollige kilo’s én de insulineresistentie kunnen dan ook verminderd worden door het paard veel beweging te geven.

Hieronder volgen een aantal belangrijke aandachtspunten wat betreft de spijsvertering van het paard:

  • Ruwvoer moet de basis zijn van het rantsoen: geef het onbeperkt of in meerdere porties, zodat het paard het liefst de hele dag door wat te knabbelen heeft. Als hij van hooi te dik wordt kan af en toe een plakje stro uitkomst bieden.
  • Een paard heeft een kleine maaginhoud waardoor het veel kleine maaltijden per dag nuttigt. Het verstrekken van grote hoeveelheden voer in 1 keer kan dan ook voor ernstige spijsverteringsstoornissen zorgen: geef het krachtvoer in 3-4 kleine porties en niet meer dan 1 kilo (pony) of 2 kilo (paard) per maaltijd. 
  • Tijdens de spijsvertering zijn de maag en darmen van het paard extra voorzien van bloed, dit is dan deels onttrokken aan minder hard werkende lichaamsdelen. Daarom mag je van een paard dat net gegeten heeft niet onmiddellijk veel inspanning vragen.
  • Het is belangrijk om paarden op vaste tijdstippen te voeren, liefst afzonderlijk van elkaar indien dit mogelijk is. Paarden die laag in rangorde staan in een groep paarden en samen in een stal, wei of paddock staan, worden namelijk verdrongen waardoor ze veel te snel gaan eten om zoveel mogelijk binnen te krijgen. 
  • Als een paard droog voer als hooi of biks krijgt neemt de behoefte aan water toe i.v.m. verhoging van de speekselafscheiding. Voor een paard wat lichte arbeid verricht is de behoefte aan water 30-40 liter per dag; bij zware arbeid is dit 50 tot 60 liter per dag. Dit is ook afhankelijk van de watertoevoer met het voer en natuurlijk van het weer. Bij hoge temperaturen heeft een paard ook meer water nodig dan bijvoorbeeld in de herfst of winter. Geef echter geen grote hoeveelheid koud water vlak na inspanning.

Kijk voor problemen in de spijsvertering, zoals dunne, slappe of waterige mest bij afwijkende mest, voor over- en ondergewicht bij gewichtsproblemen, voor zand-eters bij zand eten. Natuurlijk vindt u hier ook informatie over paarden die stro of mest eten, de oorzaken van koliek, een maagzweer, en het behoud van een gezonde darmflora.